Home - lesjedorst

De geschiedenis van kraanwater

1. Van prehistorie tot Romeinen

Prehistorie
De eerste primitieve mensen waren sterk afhankelijk van de natuur. Ze gingen wonen waar water was. Ze vestigden zich aan de rand van een rivier of bij een natuurlijke bron. Daar hadden ze direct water bij de hand.

De eerste waterputten in Egypte
Ongeveer 7000 jaar geleden ontdekten de mensen dat je water kan vinden door het graven van putten. In Egypte zijn putten teruggevonden met wanden die bekleed waren met bamboetwijgen. Het water werd eruit gehaald met emmers en leren zakken.
In die tijd zijn ook al waterleidingen aangelegd, bijvoorbeeld door greppels uit de rotsen te hakken of door geulen in het zand te graven. Later gebruikten de Egyptenaren holle palmbomen als waterleidingen. In China, Java en Japan maakte men leidingen van bamboe.

Romeinen bouwden aquaducten
Vier eeuwen voor het begin van onze jaartelling bedachten de Romeinen hoe ze hun kraanwater van de ene plaats naar de andere konden brengen. Ze bouwden aquaducten (aqua ductus = waterleiding). Aquaducten waren stenen bouwwerken die dienden om water over grote afstanden van het platteland naar de drukke steden te laten stromen. Veertien aquaducten voerden water naar Rome. Van daaruit werd het water verdeeld over de verschillende stadsdelen. Vooral de rijke inwoners, de thermen (= een soort sauna’s) en de openbare fonteinen maakten gebruik van dit waterleidingnet.

2. De middeleeuwen in Nederland

Waterleidingbuizen
Na de ineenstorting van het Romeinse Keizerrijk vervoerden de aquaducten lange tijd geen water meer. De technische kennis ging verloren. Mensen waren niet in staat om de kapotte aquaducten te repareren. Ze moesten weer naar rivieren, meren en putten toe voor hun
water. De bewoners moesten zelfs dragers inhuren om water te halen.

Toen de Romeinen in Nederland waren (vanaf 57) maakten zij gebruik van waterleidingbuizen die gemaakt waren van lood of van gebakken klei. Na het vertrek van de Romeinen uit onze gebieden probeerden de Germaanse stammen hetzelfde te doen met uitgeholde boomstammen. Pas in 1850 waren er buizen van gietijzer.

De geschiedenis van kraanwater in Nederland begint rond 1400. Ons land was toen nog lang niet zo dichtbevolkt en van fabrieken had nog nooit iemand gehoord. De mensen op het platteland dronken gewoon het water uit de rivieren en meren. Als ze daarvan te ver weg woonden haalden ze water uit een put.

Kraanwater uit de gracht
In de steden werd in die tijd het water uit een gracht gehaald. Het probleem was dat die rivieren en grachten ook als riool werden gebruikt. Het ene moment deden mensen hun behoeften in het water en gooiden ze er afval in. Het andere moment haalden ze er emmers water uit om te drinken. Ook de handwerkslieden als leerlooiers lieten hun vieze afvalwater zo de gracht in lopen.

Stank
Je begrijpt, het kon goed stinken in die oude steden. Maar erger was het dat de mensen allerlei gevaarlijke ziekten opliepen door het drinken van het vervuilde oppervlaktewater. Ook de hygiëne onder het gewone volk was ver te zoeken. Epidemieën konden zich daardoor razend snel uitbreiden.

3. De negentiende eeuw

Toen er in de negentiende eeuw (tussen 1800 en 1900) fabrieken en industrieën kwamen (we noemen dat het tijdperk van de Industriële Revolutie), werd de kraanwatervoorziening een probleem. Er kwamen steeds meer mensen en er kwam steeds meer vervuilende industrie. Het rivierwater werd steeds smeriger. Water drinken werd een gevaarlijke bezigheid. Je kon er ziek van worden en er zelfs van doodgaan. In de dichtbevolkte steden
heerste regelmatig cholera. Een ziekte die zorgde voor hoge sterftecijfers.

De gegoede burgerij zag het probleem niet zo. Zij hadden geld genoeg om schoon water uit schone gebieden over te laten komen. Ze vonden dat al die ziekten meer te maken hadden met losse zeden en drankmisbruik. De overheid vond dat het een zaak was van de mensen zelf. Ze moesten het zelf maar oplossen.

4. Tappunt Haarlemmerpoort

De eerste waterleidingen in Nederland ontstonden op particulier initiatief. Het eerste tappunt was bij de Haarlemmerpoort. Eigenaar was de Amsterdamse Duinwater Maatschappij, het eerste kraanwaterbedrijf in Nederland. Het water kwam via 20 kilometer lange buizen uit de duinen. Daar bevonden zich – en bevinden zich nog steeds – grote hoeveelheden natuurlijk gezuiverd water.

De bekende schrijver Jacob van Lennep was een van de initiatiefnemers. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de oprichting van de Amsterdamse Duinwater maatschappij. Het waren de Amsterdamse bierbrouwers die, voor een meer efficiënte en constante aanvoer van zuiver water, de stimulans gaven tot de ontwikkeling van een leidingnetwerk.

Het eerste tappunt was bij de Willemspoort (de huidige Haarlemmerpoort). Hier werd duinwater voor een cent per emmer verkocht. Vanaf 1853 pompte de Amsterdamse Duinwater Maatschappij steeds meer kubieke meters schoon duinwaternaar de hoofdstad.

Riool en waterleiding gescheiden
Met de komst van de kraanwaterleidingen begonnen mensen te begrijpen dat kraanwatervoorziening en het riool gescheiden van elkaar moesten blijven. In het begin was het moeilijk om iedereen ervan te overtuigen een aansluiting op de waterleiding te nemen. Het kostte namelijk geld. Vooral arme mensen bleven daarom gebruik maken van vervuild (maar gratis!) water uit de sloot of gracht.

5. De twintigste eeuw en nu

Schoon kraanwater voor iedereen
Vanaf 1900 werd kraanwater steeds meer via waterleidingen bij mensen thuis gebracht. Ook het aantal kraanwaterbedrijven groeide sterk. In de jaren '20 van de vorige eeuw waren de meeste stedelijke regio’s aangesloten op de waterleiding. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog had bijna driekwart van alle Nederlandse huizen schoon, stromend water. Rond 1960 was heel Nederland voorzien van kraanwater, behalve misschien een enkele boerderij.

De rol van de overheid
Het kraanwater en de verdeling ervan was vroeger in handen van burgers. Later werden gemeenten en provincies eigenaar. Daardoor kon de kwaliteit van het water beter gecontroleerd worden. Toen in Nederland voor het eerst kraanwater werd gebruikt, was er geen kwaliteitsgarantie en was er
geen controle op de betrouwbaarheid van het water. Pas in het begin van de twintigste eeuw begon de regering in te zien dat het heel belangrijk is dat iedereen goed kraanwater heeft. Toen nam de overheidsbemoeienis met de kwaliteit en beschikbaarheid van kraanwater toe.

6. Eerste waterleidingwet in 1957

Pas in 1957 kwam de eerste Waterleidingwet tot stand. Sindsdien hebben de Rijksoverheid en de Europese Unie zich steeds meer met kraanwater en de verdeling daarvan bemoeid. Je kunt nu dus wel zeggen dat kraanwater het best bewaakte voedingsmiddel van Nederland is.

Vewin
In 1952 ontstond Vewin, de vereniging van Kraanwaterbedrijven in Nederland. Op dat moment waren er 198 waterleidingbedrijven. Daarvan waren 177 lid van Vewin. Tegenwoordig zijn er nog maar tien kraanwaterbedrijven.